Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
21 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag van 22 april 2022. Het beroep in cassatie is ingesteld door de opgeëiste persoon, die van Turkse nationaliteit is en in Turkije is veroordeeld voor verkrachting. De Republiek Turkije heeft verzocht om uitlevering van deze persoon. De advocaat F.T.C. Dölle heeft namens de opgeëiste persoon een cassatiemiddel ingediend, waarin klachten over de uitspraak van het hof zijn geformuleerd.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij aangegeven dat het niet nodig is om te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, omdat de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitlevering van de opgeëiste persoon aan Turkije kan doorgaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.