Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
18 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een veroordeling van de verdachte voor het rijden zonder rijbewijs, zoals vastgelegd in artikel 107.1 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting in hoger beroep, omdat de oproeping aan een huisgenoot was uitgereikt, die de verdachte niet kende. Dit leidde tot de vraag of het aanwezigheidsrecht van de verdachte was geschonden. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de gevolgen van de COVID-19-epidemie op de schriftelijke communicatie en of de oproeping op de juiste wijze was betekend. De advocaat-generaal, B.F. Keulen, had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen. De klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof zijn niet gegrond bevonden, en de Hoge Raad heeft besloten het beroep te verwerpen zonder verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de ontwikkeling van het recht. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.