ECLI:NL:HR:2022:1471

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
14 oktober 2022
Zaaknummer
21/01119
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het aanwezigheidsrecht van de verdachte bij veroordeling in hoger beroep na verstek

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een veroordeling van de verdachte voor het rijden zonder rijbewijs, zoals vastgelegd in artikel 107.1 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting in hoger beroep, omdat de oproeping aan een huisgenoot was uitgereikt, die de verdachte niet kende. Dit leidde tot de vraag of het aanwezigheidsrecht van de verdachte was geschonden. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de gevolgen van de COVID-19-epidemie op de schriftelijke communicatie en of de oproeping op de juiste wijze was betekend. De advocaat-generaal, B.F. Keulen, had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen. De klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof zijn niet gegrond bevonden, en de Hoge Raad heeft besloten het beroep te verwerpen zonder verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de ontwikkeling van het recht. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/01119
Datum18 oktober 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 oktober 2020, nummer 21-000053-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.C.H. Pronk, advocaat te Apeldoorn, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsvrouw van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 oktober 2022.