Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
11 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was eerder veroordeeld voor onverzekerd rijden in een motorrijtuig, maar had zijn hoger beroep niet binnen de wettelijke termijn van 14 dagen na de uitspraak van het vonnis ingesteld. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep op grond van artikel 408.1.c van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte stelde dat het hof de dagvaarding in eerste aanleg nietig had moeten verklaren en dat het hof niet had mogen besluiten om verstek te verlenen, vooral gezien het aanhoudingsverzoek dat door de verdachte was ingediend wegens ziekte.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom deze klachten niet tot een andere uitkomst konden leiden, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de beslissing van het hof in stand bleef.