Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
11 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De verdachte was niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen een veroordeling voor te hard rijden, omdat hij niet binnen de wettelijke termijn van 14 dagen na betekening van het verstekvonnis hoger beroep had ingesteld. De verdachte had het verstekvonnis ontvangen, maar had vanwege de coronamaatregelen niet getekend voor ontvangst. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had geoordeeld dat er sprake was van een geldige betekening in persoon, ondanks het ontbreken van een handtekening van de verdachte. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, zonder verdere motivering, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.