Het hof heeft onder meer het volgende vastgesteld over de toedracht van deze bewezenverklaarde feiten:
“Op 2 april 2011, op de parkeerplaats tussen de Havixhorst en de Broekhorst in Alphen aan den Rijn (hierna ook: de parkeerplaats), vindt vlak na middernacht een ontmoeting plaats tussen enerzijds de verdachte en medeverdachte [betrokkene 1] en anderzijds [slachtoffer 4], [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Deze ontmoeting zou gaan over de verkoop van drie kilo cocaïne, door de verdachte en zijn medeverdachte aan (een van) de genoemde vier anderen.
[slachtoffer 3], [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] arriveren in een Renault Laguna op de genoemde parkeerplaats. [slachtoffer 3] parkeert deze auto achterwaarts - derhalve met de neus naar de straat gericht - in één van de parkeervakken. Vanaf de voorzijde van de Renault Laguna bezien, staan aan de linkerzijde een witte Hyundai bestelbus en rechts een witte Ford Fiësta en daarnaast een rode Fiat 500 geparkeerd. [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] stappen uit de Renault Laguna. [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] blijven in de auto zitten. Vervolgens arriveert de verdachte samen met [betrokkene 2], een kennis, in diens auto. Medeverdachte [betrokkene 1] en zijn vriendin [betrokkene 3] arriveren in een Kia Ceed. [betrokkene 2] rijdt weg nadat de verdachte uit de auto is gestapt. [betrokkene 1] parkeert zijn auto in de directe omgeving van de afgesproken ontmoetingsplek en stapt ook uit. Hij heeft de tas met de cocaïne bij zich. De verdachte en [betrokkene 1] lopen samen in de richting van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] en vervolgens lopen zij alle vier naar de plek waar de Renault Laguna is geparkeerd.
Op enig moment loopt [betrokkene 1] terug naar zijn auto. De verdachte neemt plaats in de Renault Laguna. Op dat moment ligt de tas met cocaïne ook in die auto. Hoewel de verklaringen hieromtrent niet eensluidend zijn, is het duidelijk dat de verdachte zich op enig moment weer buiten de auto bevindt en dat tussen hem en [slachtoffer 2] een worsteling plaatsvindt. Ook kan worden aangenomen dat de verdachte tijdens deze worsteling op de grond ligt en op enig moment een wapen in zijn handen heeft. [slachtoffer 2] roept dan: “Hij heeft een pistool”, stapt in de Renault Laguna en de auto wordt gestart. De tas met cocaïne ligt nog steeds in de auto. Terwijl de Renault Laguna uit het parkeervak wegrijdt en een bocht naar links maakt richting de Broekhorst, schiet de verdachte - die zich op dat moment links en op korte afstand van de bestuurderszijde van de Renault Laguna bevindt - meermalen in de richting van die Renault Laguna. Hierbij worden alle vier de inzittenden geraakt. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] worden in het hoofd geraakt, [slachtoffer 3] ter hoogte van de linkerborst, schouder en achterarm en [slachtoffer 4] in de linkerschouder. (...)
De inzittenden van de Renault Laguna rijden naar het Bleuland Ziekenhuis in Gouda. Daar blijkt dat zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] zijn overleden door orgaanschade aan de hersenstam ten gevolge van een doorschot in het hoofd.
(...)
Uit het schotrestenonderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut is ten aanzien van de verwonding in het hoofd van het slachtoffer [slachtoffer 2] in combinatie met schotrestenfolie, gebleken dat de schootsafstand tussen de 25 en 150 centimeter moet zijn geweest. Dit past bij de op 4 april 2011 afgelegde verklaring van [slachtoffer 4] dat de afstand tussen hen en de schutter ‘qua lengte maar één auto was’ en dat werd geschoten direct nadat de auto was gestart, alsmede de op 3 april 2011 door [slachtoffer 3] afgelegde verklaring dat hij in de bocht een aantal knallen hoorde. Het hof leidt uit het voorgaande af dat de Renault Laguna vanuit het parkeervak nog in de bocht aan het wegrijden was en dat de verdachte vanaf korte afstand op de auto heeft geschoten. Bij onderzoek aan die Renault Laguna is voorts gebleken dat het raam aan de bestuurderszijde (door een kogelinslag) was vernield. Er zijn kogels aangetroffen in de linkermiddenstijl en de rechtervoorstijl van het voertuig alsmede fragmenten van een kogel in de bekleding/vulling van de rugleuning van de bijrijdersstoel. In de bekleding van het rechtervoorportier is voorts een inschotopening aangetroffen van een kogel op de binnenzijde van het plaatstaal van het rechtervoorportier. Uit deze bevindingen volgt dat alle schoten zijn afgevuurd in de richting van de ruiten van de linkerzijde van de auto, en niet in de richting van de (onderzijde) van de autoportieren, alwaar immers geen kogelinslagen zijn aangetroffen. Uit het dossier volgt voorts dat de schoten zijn afgevuurd met - naar moet worden aangenomen - een revolver, een wapen dat meestal bestaat uit zes kamers met daarin de patronen (kogels). Bij het schieten zijn alle inzittenden van de Renault Laguna geraakt. [slachtoffer 3] heeft drie kogelgaten opgelopen, te weten in de linkerborst, linkerschouder en linker achterarm, [slachtoffer 4] is door één kogel in de schouder geraakt en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn beiden in het hoofd geraakt, door twee kogels, dan wel één kogel (middels een doorschot). De verdachte heeft verklaard vaker de trekker te hebben overgehaald, maar dat het zo zal zijn dat hij een keer of zes heeft geschoten, hetgeen overeenkomt met de verklaring van [slachtoffer 3], die het heeft over ‘een stuk of zes schoten’ alsmede met de verklaringen van omwonenden die spreken over vijf á zes schoten. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij het wapen met twee handen op de auto heeft gericht en heeft geschoten. Uit het voorgaande volgt dat de verdachte op korte afstand van de auto stond, het wapen met twee handen vasthield en gericht en meer dan eens heeft geschoten op de binnenkant van de auto. In de auto bevonden zich de inzittenden, die de verdachte allen heeft geraakt.”