Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de schriftuur en de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
11 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1989, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak, maar de Hoge Raad oordeelde dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk was. De advocaat van de verdachte, I. Wudka, had een schriftuur ingediend, maar deze voldeed niet aan de vereisten voor cassatiemiddelen zoals vastgelegd in de wet. De Hoge Raad benadrukte dat alleen stellige en duidelijke klachten over schending van rechtsregels of verzuim van vormvoorschriften in aanmerking komen voor behandeling. Aangezien de schriftuur niet aan deze eisen voldeed, werd deze onbesproken gelaten.
Daarnaast werd er een andere reden voor de niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep aangevoerd. De volmacht tot het instellen van het cassatieberoep was per e-mail verzonden, maar de schriftuur bevatte geen verklaring van de raadsman dat hij door de verdachte specifiek was gevolmachtigd. Dit gebrek aan een duidelijke volmacht leidde er ook toe dat de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling kon nemen. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder werd behandeld.