Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
11 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte was in hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het hoger beroep te laat was ingesteld. De verdachte had op 11 september 2020, de laatste dag van de appeltermijn, zich gemeld bij de griffie van het gerecht met de intentie om hoger beroep in te stellen. Echter, een ambtenaar van de Landelijke Beveiligingsdienst had hem meegedeeld dat hij daarvoor een advocaat nodig had, waarna de verdachte onverrichter zake was vertrokken. Het hof oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakten.
De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof vernietigd. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet voldoende had onderbouwd waarom de ambtelijke informatie die aan de verdachte was verstrekt, niet als verontschuldigbare termijnoverschrijding kon worden aangemerkt. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte niet-ontvankelijk was verklaard in het hoger beroep, terwijl er wel degelijk sprake was van onjuiste informatie die de verdachte had ontvangen. Hierdoor was de termijnoverschrijding niet zonder meer aan de verdachte toe te rekenen. De Hoge Raad heeft de zaak teruggeworpen naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor een nieuwe behandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van correcte informatieverstrekking door ambtenaren en de gevolgen daarvan voor de rechtspositie van verdachten in strafzaken. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke stap gezet in het waarborgen van de rechtsbescherming van verdachten, vooral in situaties waarin zij afhankelijk zijn van ambtelijke informatie.