Uitspraak
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
7 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan over de vraag of een zorgmachtiging kan worden verleend zonder de vereiste bevindingen van de geneesheer-directeur, zoals voorgeschreven in artikel 5:15 lid 2 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene had eerder een zorgmachtiging gekregen die liep tot 23 maart 2022, waarna de officier van justitie verzocht om een aansluitende zorgmachtiging voor een periode van twaalf maanden. In het verzoekschrift werd vermeld dat de geneesheer-directeur op 21 december 2021 was aangewezen, maar er waren geen bevindingen overgelegd.
De rechtbank Amsterdam had op 25 februari 2022 een zorgmachtiging verleend, maar de Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had gehandeld. De Hoge Raad benadrukte dat de geneesheer-directeur een cruciale rol speelt in het beoordelen van het zorgplan en dat zijn bevindingen essentieel zijn voor de officier van justitie om een volledig verzoekschrift op te stellen. Het ontbreken van deze bevindingen betekent dat de rechter niet over de benodigde informatie beschikt om een weloverwogen beslissing te nemen.
De Hoge Raad vernietigde daarom de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor verdere behandeling. Dit arrest onderstreept het belang van een volledig dossier en de samenwerking tussen de officier van justitie en de geneesheer-directeur in het proces van zorgmachtiging.