Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Hoogeveen,
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
7 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft [eiser], wonende te [woonplaats], cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 oktober 2020 en 1 juni 2021. De zaak betreft een geschil met Unigarant N.V. over een bromfietsverzekering met opzittendendekking en de daaruit voortvloeiende letselschade. [eiser] vorderde terugbetaling van betaalde voorschotten en vergoeding van kosten van onderzoek, waarbij de vraag aan de orde was of er sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs en of er een redelijk vermoeden van fraude bestond. De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Unigarant zijn begroot op € 2.876,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.