ECLI:NL:HR:2022:1373

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
21/03693
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanzegplicht bij arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en aanzegvergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Maxs NL B.V. en een werknemer. De zaak betreft de aanzegplicht bij arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd en de vraag of de aanzegvergoeding verschuldigd is wanneer de werkgever de aanzegging mondeling heeft gedaan in plaats van schriftelijk. De Hoge Raad heeft de klachten van Maxs over de eerdere beschikkingen van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikkingen. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van Maxs verworpen en Maxs veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de werknemer zijn begroot op € 418,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Deze uitspraak is gedaan door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock en K. Teuben, en is openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/03693
Datum7 oktober 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
MAXS NL B.V.,
gevestigd te Ermelo,
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: Maxs,
advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
[werknemer],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de werknemer,
advocaat: S.F. Sagel.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak 8289796 HA VERZ 20-6 van de kantonrechter te Apeldoorn van 12 maart 2020;
de beschikkingen in de zaak 200.278.324 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 oktober 2020 en 31 mei 2021.
Maxs heeft tegen de beschikkingen van het hof beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De werknemer heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van Maxs heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikkingen van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikkingen. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt Maxs in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [werknemer] begroot op € 418,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Maxs deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
7 oktober 2022.