ECLI:NL:HR:2022:1372

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
6 oktober 2022
Zaaknummer
21/00873
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vervroegde aflossing van hypothecair krediet en oneerlijke bedingen

In deze zaak heeft eiseres, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. De zaak betreft de vervroegde aflossing van hypothecair krediet en de toepassing van algemene voorwaarden die een vergoeding aan de bank bepalen op basis van de netto contante waarde-methode. Eiseres heeft de Hoge Raad verzocht om het arrest van het hof te vernietigen, terwijl de Coöperatieve Rabobank U.A. als verweerder in cassatie een verweerschrift heeft ingediend. De advocaat van eiseres heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft het procesverloop in feitelijke instanties in acht genomen, waarbij verwezen wordt naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam en een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Na beoordeling van de klachten over het arrest van het hof, heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van eiseres verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Rabobank zijn begroot op € 2.876,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/00873
Datum7 oktober 2022
ARREST
In de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
hierna: [eiseres],
advocaat: A.C. van Schaick,
tegen
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: Rabobank,
advocaten: F.J.L. Kaptein en J.W.M.K. Meijer.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/13/650761 / HA ZA 18-677 van de rechtbank Amsterdam van 24 oktober 2018 en 24 april 2019;
het arrest in de zaak 200.264.392/01 van het gerechtshof Amsterdam van 15 december 2020.
[eiseres] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Rabobank heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Rabobank begroot op € 2.876,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseres] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide en S.J. Schaafsma, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
7 oktober 2022.