Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
4 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een beslissing van het gerechtshof Amsterdam van 6 juli 2020. Het betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, in dit geval uit een hennepkwekerij. De betrokkene, geboren in 1962, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij zich beroept op motiveringsklachten over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de aftrek van kosten. De advocaat van de betrokkene, V.C. van der Velde, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van de betrokkene beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase vastgesteld, maar dit leidt niet tot cassatie. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden, maar verbindt hieraan geen rechtsgevolg. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep van de betrokkene.