ECLI:NL:HR:2022:1367

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
20/02186
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over profijtontneming uit hennepkwekerij met motiveringsklachten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een beslissing van het gerechtshof Amsterdam van 6 juli 2020. Het betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, in dit geval uit een hennepkwekerij. De betrokkene, geboren in 1962, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij zich beroept op motiveringsklachten over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de aftrek van kosten. De advocaat van de betrokkene, V.C. van der Velde, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.

De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van de betrokkene beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase vastgesteld, maar dit leidt niet tot cassatie. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden, maar verbindt hieraan geen rechtsgevolg. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep van de betrokkene.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/02186 P
Datum4 oktober 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 6 juli 2020, nummer 23-000106-19, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft V.C. van der Velde, advocaat te Almere, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Tot cassatie behoeft dit echter niet te leiden. Ook in de strafzaak die met deze ontnemingszaak samenhangt en die bij de Hoge Raad aanhangig is onder nr. 20/02187, is de redelijke termijn in de cassatiefase overschreden. In de strafzaak zal worden beoordeeld of deze overschrijding tot compensatie moet leiden. Gelet daarop volstaat de Hoge Raad in deze ontnemingszaak met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 oktober 2022.