ECLI:NL:HR:2022:1363

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
21/00588
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing in zaak van ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van de betrokkene, geboren in 1977. De advocaat van de betrokkene, L.E.G. van der Hut, heeft cassatiemiddelen voorgesteld, waarop de advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof.

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De eerste klacht leidde niet tot vernietiging, omdat het niet nodig was om te motiveren waarom deze klachten niet konden slagen. De tweede klacht, die betrekking had op het oordeel van het hof dat de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit het bewezenverklaarde handelen, slaagde wel. De Hoge Raad oordeelde dat de berekening en vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel betrekking hadden op de verkoop van een eerdere oogst uit andere kweekruimtes dan die waarop de bewezenverklaring betrekking had. Dit leidde tot de conclusie dat de betrokkene geen financieel voordeel heeft genoten uit het bewezenverklaarde.

De Hoge Raad heeft daarom de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling. Deze uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de beoordeling van wederrechtelijk verkregen voordeel in vergelijkbare zaken, vooral in het kader van hennepteelt en de bewijsvoering omtrent het genoten voordeel.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/00588 P
Datum4 oktober 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 januari 2021, nummer 21-007025-18, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de betrokkene “uit het bewezenverklaarde handelen” wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten.
3.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 9 tot en met 13.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 oktober 2022.