ECLI:NL:HR:2022:1329

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
21/04963
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in jeugdzaak over poging zware mishandeling met mes en lachgastank

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 18 november 2021. De zaak betreft een jeugdige verdachte, geboren in 2003, die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot zware mishandeling, zoals omschreven in artikel 302, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De feiten vonden plaats in Amsterdam, waar de verdachte tijdens het uitlaten van een hond een ander met een loopkruk en een lachgastank tegen het hoofd en lichaam sloeg, en met een mes in de buik stak.

De verdachte heeft geen cassatiemiddelen ingediend, wat betekent dat er geen klachten zijn geformuleerd tegen het eerdere oordeel van het gerechtshof. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wet voorschrijft dat een advocaat binnen een bepaalde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen moet indienen. Aangezien aan deze verplichting niet is voldaan, kon de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling nemen. Dit leidde tot de beslissing dat het beroep niet-ontvankelijk is verklaard.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van het indienen van cassatiemiddelen binnen de gestelde termijn, en bevestigt dat het niet voldoen aan deze verplichting leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. De uitspraak is gedaan door raadsheer C. Caminada, in aanwezigheid van waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04963 J
Datum27 september 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 18 november 2021, nummer 23-002153-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Cassatiemiddelen zijn namens deze niet voorgesteld.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
27 september 2022.