ECLI:NL:HR:2022:1310

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
22/02732
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechterlijk ambtenaar wegens arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2022 uitspraak gedaan over de vordering van de Procureur-Generaal tot ontslag van een rechterlijk ambtenaar wegens arbeidsongeschiktheid. De vordering werd ingediend op 13 juli 2022 en betrof een rechter die sinds 1962 was geboren en woonde in Amsterdam. De Procureur-Generaal stelde dat de betrokkene, die al geruime tijd ziek was, niet meer in staat was om zijn werkzaamheden te verrichten. De vordering was gebaseerd op artikel 46i, lid 1 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra), dat bepaalt dat een rechterlijk ambtenaar kan worden ontslagen indien hij wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en aan bepaalde voorwaarden is voldaan.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de betrokkene gedurende twee jaar onafgebroken ziek was en dat herstel binnen zes maanden na deze periode niet redelijkerwijs te verwachten was. Daarnaast was er geen uitzicht op duurzame re-integratie in de eigen of andere passende arbeid. De Hoge Raad heeft de vordering van de Procureur-Generaal in raadkamer behandeld, waarbij de betrokkene had aangegeven geen behoefte te hebben aan het bijwonen van het onderzoek. Op basis van de overgelegde stukken en het onderzoek in raadkamer heeft de Hoge Raad geoordeeld dat aan de voorwaarden voor ontslag was voldaan.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad besloten om de betrokkene per 1 oktober 2022 als rechterlijk ambtenaar te ontslaan. Dit arrest is uitgesproken door de president G. de Groot, samen met de vice-president M.J. Kroeze en de raadsheren J. Wortel, A.L.J. van Strien en G.C. Makkink, in aanwezigheid van de griffier J. Storm.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
VIERDE KAMER
Nummer22/02732
Datum23 september 2022
ARREST
op een vordering, als bedoeld in artikel 46o van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden van 13 juli 2022, tot ontslag als rechterlijk ambtenaar van:
[betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats] (hierna: de betrokkene).

1.De vordering van de Procureur-Generaal

De Procureur-Generaal heeft op 13 juli 2022 schriftelijk gevorderd dat de Hoge Raad de betrokkene op de voet van artikel 46i, lid 1, Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (hierna: Wrra) zal ontslaan met ingang van 1 oktober 2022.
Bij de vordering heeft de Procureur-Generaal de volgende stukken overgelegd:
a. de brief van het rechterlijk lid van het bestuur van de Rechtbank Amsterdam (hierna ook: de rechtbank) van 7 maart 2022, aan de Procureur-Generaal, houdende een verzoek tot vordering van ontslag van de betrokkene, met vijf bijlagen:
(1) het Koninklijk Besluit van benoeming tot rechter van de betrokkene in de rechtbank;
(2) het rapport van de arbeidsdeskundige van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het UWV) van 6 september 2021 en de beslissing ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA-beslissing) van het UWV van 8 oktober 2021;
(3) de WIA-beslissing van het UWV van 26 september 2017;
(4) de brief van het gerechtsbestuur van 28 november 2017 aan de betrokkene over de arbeidsongeschiktheid;
(5) de verklaring van de bedrijfsarts over de situatie van de betrokkene op 7 februari 2022;
b. de brief van de president van de rechtbank van 13 mei 2022 met de bevestiging van het verzoek tot ontslag;
c. de brief van de Procureur-Generaal van 8 juni 2022 aan de betrokkene over het voornemen tot het instellen van een vordering bij de Hoge Raad en het bieden van de mogelijkheid aan de betrokkene om haar zienswijze daarover mondeling of schriftelijk kenbaar te maken;
d. de brief van de betrokkene van 27 juni 2022 aan de Procureur-Generaal waarin zij haar zienswijze kenbaar maakt.

2.De raadkamer

Op 22 september 2022 is door de Hoge Raad in raadkamer het onderzoek, als bedoeld in artikel 46p, lid 1, Wrra, ingesteld.
De betrokkene is bij brief van 21 juli 2022 meegedeeld dat zij in de gelegenheid zal worden gesteld bij het onderzoek aanwezig te zijn en, zo gewenst, haar mening kenbaar te maken. Daarbij is vermeld dat het niet noodzakelijk is aanwezig te zijn in raadkamer, wanneer zij de vordering niet wenst te weerspreken.
De betrokkene heeft de griffier van de Hoge Raad op 28 juli 2022 bericht de vordering van de Procureur-Generaal niet te weerspreken en geen behoefte te hebben aan het bijwonen van het onderzoek in raadkamer.
De Procureur-Generaal heeft de vordering in raadkamer mondeling toegelicht.

3.Beoordeling

3.1
De betrokkene is rechter in de Rechtbank Amsterdam en derhalve een voor het leven benoemd rechterlijk ambtenaar als bedoeld in artikel 46b Wrra.
3.2
Artikel 46i, lid 1, Wrra bepaalt dat de rechterlijk ambtenaar, wanneer hij wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, door de Hoge Raad kan worden ontslagen, indien:
a. de ongeschiktheid twee jaar onafgebroken heeft geduurd;
b. herstel van zijn ziekte binnen een periode van zes maanden na de in onderdeel a genoemde termijn van twee jaar redelijkerwijs niet is te verwachten; en
c. naar het oordeel van de functionele autoriteit duurzame re-integratie in de eigen arbeid, in andere passende arbeid bij een gerecht of binnen het gezagsbereik van de Minister van Justitie en Veiligheid, of in passende arbeid buiten dat gezagsbereik, niet binnen een redelijke termijn is te verwachten.
Artikel 46j Wrra bepaalt voorts dat bij de beoordeling of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 46i, lid 1, Wrra de uitslag wordt betrokken van de beoordeling door het UWV.
3.3
Gelet op de door de Procureur-Generaal overgelegde stukken en het in raadkamer ingestelde onderzoek is voldaan aan de in artikel 46i, lid 1, aanhef en onder a, b en c, Wrra genoemde voorwaarden. De Hoge Raad is van oordeel dat voldoende gronden aanwezig zijn om de betrokkene op de voet van artikel 46i Wrra per 1 oktober 2022 als rechterlijk ambtenaar ontslag te verlenen.

4.Beslissing

De Hoge Raad ontslaat [betrokkene] als rechterlijk ambtenaar per 1 oktober 2022.
Dit arrest is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter, de vice-president M.J. Kroeze en de raadsheren J. Wortel, A.L.J. van Strien en G.C. Makkink, in tegenwoordigheid van de griffier J. Storm, en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2022.