ECLI:NL:HR:2022:1305

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 september 2022
Publicatiedatum
23 september 2022
Zaaknummer
21/02532
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van Gemeente [X] tegen Staatssecretaris van Financiën inzake teruggaaf omzetbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 september 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Gemeente [X] tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 mei 2021, waarin een beschikking op een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak juli 2014 werd behandeld. De Hoge Raad had eerder, op 13 november 2020, een arrest gewezen waarin de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch werd vernietigd en de zaak werd verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling.

De Gemeente [X], vertegenwoordigd door [P1], heeft in cassatie verschillende middelen voorgesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P2], heeft een verweerschrift ingediend. Na beoordeling van de voorgestelde middelen heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, aangezien de beoordeling van de middelen niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer21/02532
Datum23 september 2022
ARREST
in de zaak van
GEMEENTE [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 11 mei 2021, nr. 20/01022 [1] , betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over het tijdvak juli 2014.

1.Het eerste geding in cassatie

Bij arrest van de Hoge Raad van 13 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1776, is vernietigd de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, nr. 17/00150 [2] , met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

2.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door [P1], heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P2], heeft een verweerschrift ingediend.

3.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de middelen over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze middelen niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze middelen is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2022.