ECLI:NL:HR:2022:1272

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
21 september 2022
Zaaknummer
21/02600
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over straatroof en schuldheling met betrekking tot een scooter

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 juni 2021. De verdachte, geboren in 2003, was betrokken bij een straatroof waarbij geweld in vereniging werd gebruikt, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast was er sprake van schuldheling van een scooter. De verdachte had klachten ingediend over de bewezenverklaring van het medeplegen van de straatroof, de enkele constatering van een vormverzuim, de strafoplegging en de bewezenverklaring van schuldheling. De Hoge Raad had eerder op 21 juni 2022, in een tussenarrest, de verdachte ontvankelijk verklaard in het cassatieberoep en de advocaat-generaal de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de voorgestelde cassatiemiddelen. De advocaat-generaal, D.J.M.W. Paridaens, concludeerde tot verwerping van het beroep. Na beoordeling van de klachten oordeelde de Hoge Raad dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad motiveerde niet verder, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02600 J
Datum18 oktober 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 juni 2021, nummer 21-002357-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

1.1
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
1.2
De Hoge Raad heeft bij arrest van 21 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:909, de verdachte ontvankelijk geacht in het cassatieberoep en geoordeeld dat de advocaat-generaal, die had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep, in de gelegenheid behoort te worden gesteld zich uit te laten over de voorgestelde cassatiemiddelen.
1.3
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft bij aanvullende conclusie geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.4
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 oktober 2022.