Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
18 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 juni 2021. De verdachte, geboren in 2003, was betrokken bij een straatroof waarbij geweld in vereniging werd gebruikt, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. Daarnaast was er sprake van schuldheling van een scooter. De verdachte had klachten ingediend over de bewezenverklaring van het medeplegen van de straatroof, de enkele constatering van een vormverzuim, de strafoplegging en de bewezenverklaring van schuldheling. De Hoge Raad had eerder op 21 juni 2022, in een tussenarrest, de verdachte ontvankelijk verklaard in het cassatieberoep en de advocaat-generaal de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de voorgestelde cassatiemiddelen. De advocaat-generaal, D.J.M.W. Paridaens, concludeerde tot verwerping van het beroep. Na beoordeling van de klachten oordeelde de Hoge Raad dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad motiveerde niet verder, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.