Uitspraak
gevestigd te Sint Maarten,
gevestigd te Sint Maarten,
2.Uitgangspunten en feiten
governance,
risk(management)en
complianceopgedragen aan ES. Partijen hebben daartoe op 10 juli 2015 een mantelovereenkomst gesloten (hierna: de mantelovereenkomst). In de mantelovereenkomst staat, voor zover van belang:
engagement letter(hierna: de
engagement letter) overeengekomen met betrekking tot vier (sub)projecten. In de
engagement letteris het volgende beëindigingsbeding opgenomen:
engagement letter, voor zover vereist, te ontbinden zonder toekenning van een vergoeding.
engagement letterte ontbinden zonder toekenning van een vergoeding en subsidiair te verklaren voor recht dat SZV de
engagement lettermag opzeggen, althans (buitengerechtelijk) mag ontbinden, zonder toekenning van een vergoeding. SZV heeft aan die vordering ten grondslag gelegd dat ES is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. ES heeft in reconventie betaling gevorderd van NAf 1.863.400,--. ES heeft daaraan ten grondslag gelegd dat SZV de in de
engagement lettergenoemde vergoeding verschuldigd is omdat zij de opdracht voortijdig heeft beëindigd.
engagement letteris beëindigd met wederzijds goedvinden, zonder toekenning van een vergoeding.
engagement letteris beëindigd met wederzijds goedvinden, zonder toekenning van een vergoeding, en de vordering van ES afgewezen. Het hof heeft de grief van SZV tegen het oordeel van het gerecht dat ES niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de
engagement letterverworpen en voorts het volgende overwogen:
3.Beoordeling van het middel
engagement letterbedongen boete nu de
engagement letterniet is opgezegd en (ii) dat de
engagement lettermet wederzijds goedvinden is beëindigd zonder dat de boete verschuldigd is. Die oordelen zijn, in ieder geval zonder nadere motivering, onverenigbaar met het feit dat SZV de mantelovereenkomst heeft opgezegd, de vaststelling van het hof dat van een tekortkoming van ES niet is gebleken en met de stellingen van ES dat SZV de (deel)projecten genoemd in de
engagement lettereenzijdig tussentijds heeft beëindigd en dat ES zich bereid heeft verklaard de overeenkomst na te komen, aldus de onderdelen. Onderdeel 2.2 bestrijdt met diverse klachten de uitleg die het hof heeft gegeven aan het beëindigingsbeding.
engagement letterdoor de rechter. Voorts heeft het hof – in cassatie onbestreden – geoordeeld dat ES niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de
engagement letter. Het hof heeft aan het beëindigingsbeding in de
engagement lettereen uitleg gegeven die, zonder nadere motivering, onbegrijpelijk is, indien het hof heeft geoordeeld dat desondanks een beëindiging van de
engagement letterdoor deze niet uitdrukkelijk op te zeggen maar in rechte ontbinding daarvan te verzoeken niet als een “
early termination on part of SZV” kan worden aangemerkt.
engagement lettereindigt zonder beëindigingsvergoeding, berust dat oordeel op een onbegrijpelijke uitleg van de gedingstukken. De in het cassatiemiddel genoemde stellingen van ES in eerste aanleg en hoger beroep laten immers geen andere uitleg toe dan dat ES heeft gesteld dat (a) zij zich in het gesprek op 5 juli 2016 bereid heeft verklaard de opdracht uit te voeren, (b) SZV de opdracht aan ES als weergegeven in de
engagement lettereenzijdig heeft beëindigd met de brief van 6 juli 2016 en (c) de opstelling van SZV tot gevolg heeft dat uitvoering van de opdracht onmogelijk is. In het licht van die stellingen, die ES ook ten grondslag heeft gelegd aan haar vordering tot betaling van de beëindigingsvergoeding, zijn onbegrijpelijk de oordelen van het hof (a) dat ES de stelling van SZV dat op 6 juli 2016 al geruime tijd duidelijk was dat ES de
engagement letterniet meer wilde uitvoeren, niet heeft betwist en (b) dat de overeenkomst met wederzijds goedvinden is geëindigd en partijen over en weer zijn bevrijd van de verplichtingen uit de
engagement letter. Dit een en ander is eveneens onbegrijpelijk in het licht van de stelling van ES dat uitvoering van de overeenkomst door toedoen van SZV blijvend onmogelijk is en dat ES daarom geen andere mogelijkheid ziet dan de overeenkomst te laten ontbinden.
4.Beslissing
4 februari 2022.