Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
20 september 2022.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 17 februari 2022 is gewezen. De verdachte, geboren in 1981, is beschuldigd van poging doodslag, omdat hij in 2020 in Venlo een ander met een groot mes in de onderrug heeft gestoken. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, maar er zijn geen cassatiemiddelen ingediend. Dit betekent dat de verdachte niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichting om binnen de gestelde termijn een schriftuur met klachten in te dienen bij de Hoge Raad. Hierdoor kon de Hoge Raad het beroep niet in behandeling nemen, zoals bepaald in artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering. Op 20 september 2022 heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door raadsheer C. Caminada, in aanwezigheid van waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, tijdens een openbare terechtzitting.