Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
20 september 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een 12-jarige verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn 8-jarige pleegzusje en 5-jarige pleegbroertje. De verdachte heeft deze feiten meermalen gepleegd, wat onder de artikelen 244 en 247 van het Wetboek van Strafrecht valt. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag of de verklaringen van de aangevers voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal, in het licht van het bewijsminimum zoals vastgelegd in artikel 342.2 van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat er minimaal twee getuigen moeten zijn (unus testis). De advocaat van de verdachte, S.F.W. van 't Hullenaar, heeft een cassatiemiddel ingediend, maar de advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.