ECLI:NL:HR:2022:1241
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Herziening van een eerder arrest van de Hoge Raad inzake belastingrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad der Nederlanden op 16 september 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om herziening van een eerder arrest. Het verzoek om herziening was ingediend door [X] te [Z], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de Staatssecretaris van Financiën. Dit verzoek was gericht tegen het arrest van de Hoge Raad van 1 oktober 2020, met nummer 20/01396, ECLI:NL:HR:2021:1427. De Hoge Raad heeft het verzoek om herziening beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen over de ontvankelijkheid van het verzoek.
Na zorgvuldige overweging heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het verzoek om herziening duidelijk niet kan slagen. Gezien de omstandigheden heeft de Hoge Raad besloten om het verzoek zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat de Hoge Raad geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek heeft gedaan, maar het verzoek simpelweg heeft afgewezen op basis van de ontvankelijkheid.
Daarnaast heeft de Hoge Raad in deze uitspraak geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing is openbaar uitgesproken en is genomen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.