ECLI:NL:HR:2022:1238
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Rechtbank Den Haag inzake belastingzaak belanghebbende
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] B.V. tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft een belastingkwestie waarbij belanghebbende in cassatie ging tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 24 december 2021, die betrekking had op een verzet tegen een eerdere uitspraak van 29 september 2021. Belanghebbende, vertegenwoordigd door A.F.M.J. Verhoeven, stelde een middel voor in cassatie. De Staatssecretaris, vertegenwoordigd door [P], diende een verweerschrift in, waarna belanghebbende een conclusie van repliek indiende.
De Hoge Raad heeft het voorgestelde middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet kan leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, en is openbaar uitgesproken op 16 september 2022.