ECLI:NL:HR:2022:1234

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
16 september 2022
Zaaknummer
21/02024
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzegging uitvoeringsovereenkomst met ondernemingspensioenfonds en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Koninklijke FrieslandCampina N.V. en Stichting Pensioenfonds Campina. FrieslandCampina heeft cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, waarin het hof een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam heeft bekrachtigd. De zaak betreft de opzegging van een uitvoeringsovereenkomst met een ondernemingspensioenfonds en de vraag of er een schadevergoeding moest worden aangeboden. De Hoge Raad heeft de klachten van FrieslandCampina over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De uitspraak van de Hoge Raad houdt in dat FrieslandCampina in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld, met een specificatie van de kosten aan de zijde van Stichting Pensioenfonds Campina. De Hoge Raad heeft ook de kosten van het incidentele beroep in overweging genomen en deze veroordelingen zijn in de uitspraak opgenomen. De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekte tot verwerping van zowel het principale als het incidentele cassatieberoep, wat door de Hoge Raad is gevolgd. De zaak is van belang voor de toepassing van de redelijkheid en billijkheid in het pensioenrecht en de maatstaf zoals vastgesteld in het Alcatel-arrest.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/02024
Datum16 september 2022
ARREST
In de zaak van
1. KONINKLIJKE FRIESLANDCAMPINA N.V.,
gevestigd te Amersfoort,
2. FRIESLANDCAMPINA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
3. FRIESLANDCAMPINA KIEVIT B.V,
gevestigd te Meppel,
4. ZUIVELCOÖPERATIE DELTAMILK B.A.,
gevestigd te Molenlanden,
EISERESSEN tot cassatie, verweersters in het incidentele cassatieberoep,
hierna in enkelvoud: FrieslandCampina,
advocaten: S.F. Sagel en I.L.N. Timp,
tegen
STICHTING PENSIOENFONDS CAMPINA,
gevestigd te Woerden,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep,
hierna: SPC,
advocaten: B.T.M. van der Wiel en N.T. Dempsey.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak 6766533 / CV EXPL 18-10871 van de rechtbank Rotterdam van 3 mei 2019;
het arrest in de zaak 200.264.906 van het gerechtshof Den Haag van 9 februari 2021.
FrieslandCampina heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. SPC heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor FrieslandCampina mede door E.M.T. Huijzer, en voor SPC mede door S.H.J. de Bruijn.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.J. Drijber strekt in zowel het principale als het incidentele cassatieberoep tot verwerping.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de
ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt FrieslandCampina in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van SPC begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien FrieslandCampina deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;

in het incidentele beroep:

  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt SPC in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van FrieslandCampina begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien SPC deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
16 september 2022.