ECLI:NL:HR:2022:1204

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
20/03083
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep en beoordeling van klachten in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Het beroep is ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen, en S. van den Akker. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep voor de beslissingen met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde feit, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld. Het hof had in zijn uitspraak vastgesteld dat feit 2 betrekking had op een overtreding van artikel 27 lid 1 in verbinding met artikel 54 van de Wet wapens en munitie. Voor dit feit had het hof toepassing gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, wat betekent dat er geen straf of maatregel werd opgelegd. Op basis van artikel 427 van het Wetboek van Strafvordering staat er tegen de uitspraak van het hof ten aanzien van feit 2 geen cassatieberoep open, waardoor de Hoge Raad het cassatieberoep van de verdachte niet in behandeling kon nemen.

Vervolgens heeft de Hoge Raad de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk verklaard voor de beslissingen met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde en het beroep voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/03083
Datum13 september 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 24 september 2020, nummer 22-001731-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen, en S. van den Akker, advocaten te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep wat betreft de beslissingen met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De uitspraak van het hof heeft wat betreft feit 2 betrekking op een overtreding (artikel 27 lid 1 in verbinding met artikel 54 Wet wapens en munitie). Het hof heeft voor dat feit toepassing gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en bepaald dat geen straf of maatregel wordt opgelegd. Op grond van artikel 427 van het Wetboek van Strafvordering staat tegen de uitspraak van het hof ten aanzien van feit 2 geen cassatieberoep open. Om die reden kan de Hoge Raad wat betreft feit 2 het cassatieberoep van de verdachte niet in behandeling nemen.

3.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk wat betreft de beslissingen met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 september 2022.