ECLI:NL:HR:2022:120

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
20/04034
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens ontbreken handtekening advocaat

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 februari 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [verzoeker]. Het cassatierekest was ingediend tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam, waarin de rechtbank Noord-Holland eerder betrokken was. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank en het hof, die relevant zijn voor het procesverloop. De plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [verzoeker] in zijn cassatieberoep.

De Hoge Raad beoordeelt de ontvankelijkheid van het beroep en constateert dat het verzoekschrift, dat op 17 november 2020 is ingekomen, niet ondertekend was door een advocaat bij de Hoge Raad, zoals vereist door artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De Hoge Raad wijst erop dat dit verzuim hersteld kan worden door het verzoekschrift opnieuw in te dienen, maar dan ondertekend door een advocaat. Aangezien [verzoeker] van deze mogelijkheid geen gebruik heeft gemaakt, concludeert de Hoge Raad dat hij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beroep.

De beslissing van de Hoge Raad is dat [verzoeker] niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn cassatieberoep, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/04034
Datum4 februari 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: [verzoeker].

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikkingen in de zaken C/15/276418/ FA RK 18-3929 en C/15/278485 / FA RK 18/4957 van de rechtbank Noord-Holland van 6 november 2018 en 6 februari 2019;
de beschikking in de zaak 200.258.629/01 van het gerechtshof Amsterdam van 18 augustus 2020.
[verzoeker] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in zijn cassatieberoep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het op 17 november 2020 ingekomen verzoekschrift is ingediend door [verzoeker] zelf en is niet, zoals vereist door art. 426a lid 1 Rv, ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoeker] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.J.P. Lock, als voorzitter, S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
4 februari 2022.