Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige
4.Beslissing
13 september 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van seksueel misbruik en verkrachting van zijn jonge neefjes, gepleegd in meerdere gevallen. De zaak kwam in cassatie naar aanleiding van de vraag of het hof volstond met de enkele constatering dat de redelijke termijn in hoger beroep was overschreden. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over de duur van de redelijke termijn en de rechtsgevolgen van overschrijding daarvan. Het hof had niet voldoende gemotiveerd in welke mate de redelijke termijn was overschreden en welke invloed de verdediging op het procesverloop had gehad. De Hoge Raad besloot de zaak zelf af te doen en verminderde de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van acht jaren met vier maanden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter bij het vaststellen van de redelijke termijn en de gevolgen van overschrijding daarvan.