ECLI:NL:HR:2022:119

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
20/04030
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens ontbreken handtekening advocaat

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 februari 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verzoeker, die in deze procedure niet bij naam is genoemd, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Amsterdam. Het cassatierekest was ingediend door de verzoeker zelf, maar was niet ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad, zoals vereist volgens artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het verzoekschrift op 17 november 2020 was ingekomen, maar dat het verzuim van de handtekening niet was hersteld. De verzoeker had de mogelijkheid om het verzoekschrift binnen twee weken opnieuw in te dienen, ondertekend door een advocaat, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Dit leidde tot de conclusie dat de verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de verzoeker dan ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep, waarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters in stand blijven. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheren van de Hoge Raad, waarbij F.J.P. Lock als voorzitter fungeerde.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/04030
Datum4 februari 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: [verzoeker].

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de beschikking in de zaak C15/276418 / FA RK 18-3929 en C/15/278485 / FA RK 18-4957 van de rechtbank Noord-Holland van 2 oktober 2019;
de beschikking in de zaken 200.271.479/01, 200.271.479/02 en 200.271.479/03 van het gerechtshof Amsterdam van 18 augustus 2020.
[verzoeker] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoeker] in zijn cassatieberoep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het op 17 november 2020 ingekomen verzoekschrift is ingediend door [verzoeker] zelf en is niet, zoals vereist door art. 426a lid 1 Rv, ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoeker] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.J.P. Lock, als voorzitter, S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
4 februari 2022.