Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
13 september 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 19 januari 2021. De verdachte, geboren in 1998, was beschuldigd van doodslag, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en verkrachting. De feiten vonden plaats in 2019 in Amsterdam, waar de verdachte seksuele handelingen verrichtte bij een 68-jarige vrouw in het openbaar, haar mishandelde en haar zodanig verwondde dat zij in coma raakte en zeven weken later overleed. De Hoge Raad oordeelde dat de terbeschikkingstelling met dwangverpleging van overheidswege gerechtvaardigd was. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zes jaren naar vijf jaren en negen maanden. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.