Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
4 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 10 november 2020. De verdachte, geboren in 1982, was aangeklaagd voor het bezit en de verspreiding van kinderporno en dierenporno, meermalen gepleegd, in strijd met respectievelijk artikel 240b.1 en artikel 254a.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden, dan wel dat bewijsuitsluiting moest plaatsvinden, omdat de Koninklijke Marechaussee niet bevoegd zou zijn geweest tot opsporing. Daarnaast werden er voorwaardelijke verzoeken gedaan om stemherkenningsonderzoek en deskundigenonderzoek naar de vindplaatsen van de aangetroffen beelden en filmpjes op de telefoon van de verdachte. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk werd het beroep verworpen.