In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof. De verweerders in cassatie, waaronder [verweerster 1] B.V. en J.C.M. Silvius in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V., zijn niet verschenen. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent gevolgd, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De zaak betreft een geschil over de afwikkeling van de arbeidsovereenkomst en bestuurdersaansprakelijkheid, met inachtneming van een naheffingsaanslag loonbelasting. De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders op nihil zijn begroot.