ECLI:NL:HR:2022:1107

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
21/01826
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bestuurdersaansprakelijkheid en afwikkeling arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof. De verweerders in cassatie, waaronder [verweerster 1] B.V. en J.C.M. Silvius in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V., zijn niet verschenen. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent gevolgd, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De zaak betreft een geschil over de afwikkeling van de arbeidsovereenkomst en bestuurdersaansprakelijkheid, met inachtneming van een naheffingsaanslag loonbelasting. De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders op nihil zijn begroot.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/01826
Datum15 juli 2022
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: F.J. Fernhout,
tegen
1. [verweerster 1] B.V.,
gevestigd te Groningen,
2. J.C.M. SILVIUS in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] B.V,
kantoorhoudende te Groningen,
VERWEERDERS in cassatie,
hierna: [verweerders],
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/03/106396 / HA ZA 05-1191 van de rechtbank Maastricht van 6 september 2006 en 28 november 2012, en de rechtbank Limburg van 18 juni 2014, 13 augustus 2014 (rolbeslissing) en 3 december 2014;
de arresten in de zaak 200.170.868/02 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 31 juli 2018, 12 februari 2019, 7 mei 2019, 3 december 2019, 4 februari 2020 en 26 januari 2021.
[eiser] heeft tegen de arresten van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen [verweerders] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
15 juli 2022.