ECLI:NL:HR:2022:1096

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
14 juli 2022
Zaaknummer
22/00952
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juli 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat was ingesteld door A.F.M.J. Verhoeven te Westerhoven. Het beroep was gericht tegen een uitspraak op verzet van de Rechtbank Gelderland van 3 februari 2022, met nummer AWB 18/3051, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een eerdere uitspraak van de Rechtbank van 18 april 2019. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroep in cassatie niet ontvankelijk is, omdat de indiener van het beroepschrift niet de vereiste machtiging of verklaring heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij bevoegd was om het beroep in te dienen. De griffier van de Hoge Raad had de indiener verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen, maar dit is niet gebeurd. De Hoge Raad concludeert dat de indiener niet bevoegd was en verklaart het beroep in cassatie op die grond niet-ontvankelijk. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Deze beslissing is genomen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, samen met de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, en is openbaar uitgesproken op 15 juli 2022.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/00952
Datum15 juli 2022
ARREST
op het door A.F.M.J. Verhoeven te Westerhoven ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak op verzet van de Rechtbank Gelderland van 3 februari 2022, nr. AWB 18/3051, tegen de uitspraak van de Rechtbank van 18 april 2019.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld namens [X] te [Z].
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarop verzocht binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen waaruit blijkt dat hij is gemachtigd om het beroepschrift in cassatie in te dienen, dan wel een verklaring van degene van wie de indiener van het beroepschrift stelt dat hij namens hem beroep in cassatie heeft ingesteld dat deze daarmee instemt. Dat verzoek is bij aangetekende brief van 15 april 2022 aan de indiener van het beroepschrift verzonden. Volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is die brief afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres. De indiener van het beroepschrift heeft de gevraagde machtiging of verklaring echter niet overgelegd. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat de indiener van het beroepschrift daartoe niet bevoegd was, en zal de Hoge Raad het beroep in cassatie op die grond niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2022.