ECLI:NL:HR:2022:1077

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
12 juli 2022
Zaaknummer
21/04986
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door meermalen steken met een mes

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 19 november 2021, met nummer 21-002513-21. De verdachte, geboren in 1968, was beschuldigd van poging tot doodslag, omdat hij in 2021 in Zwartsluis een ander meermalen met een mes in de buik had gestoken, wat valt onder artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte zelf, maar er zijn geen cassatiemiddelen ingediend. Dit betekent dat er geen klachten zijn geformuleerd die de Hoge Raad zou kunnen beoordelen.

De Hoge Raad heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Volgens de wet is het verplicht dat een advocaat namens de verdachte binnen een bepaalde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen indient. Aangezien aan deze verplichting niet is voldaan, kon de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling nemen. Dit is in overeenstemming met artikel 437, lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 12 juli 2022 besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Dit arrest is gewezen door raadsheer C. Caminada, in aanwezigheid van waarnemend griffier S.P. Bakker, en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04986
Datum12 juli 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 november 2021, nummer 21-002513-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Cassatiemiddelen zijn namens deze niet voorgesteld.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 juli 2022.