Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
12 juli 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een einduitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het beroep in cassatie was ingesteld door de opgeëiste persoon, die werd vervolgd voor verschillende feiten met betrekking tot de internationale distributie van cocaïne. De opgeëiste persoon was geboren in 1983 en werd door de Verenigde Staten van Amerika uitgeleverd voor onder andere samenzwering tot internationale distributie van cocaïne en de feitelijke distributie van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne. De Hoge Raad diende te beoordelen of het uitleveringsbesluit van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn verbindende kracht had verloren, of schending van de voorschriften van het Uitleveringsbesluit tot ontoelaatbaarheid van het verzoek tot uitlevering leidde, en of het hof had verzuimd te erkennen dat de opgeëiste persoon al was aangehouden voor de feiten waarvoor uitlevering werd verzocht. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep.