Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
12 juli 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft een schietpartij in Curaçao waarbij de verdachte is aangeklaagd voor doodslag, poging doodslag en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De verdachte, geboren in 1948, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaten R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker hebben namens de verdachte cassatiemiddelen voorgesteld. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. Bij de beoordeling van de klachten was het niet nodig om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. Echter, het tweede cassatiemiddel, dat betrekking heeft op de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het EVRM, is gegrond bevonden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van zestien jaren naar vijftien jaren en elf maanden.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.