ECLI:NL:HR:2022:1046
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag belasting personenauto’s en motorrijwielen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende, [X], tegen de Staatssecretaris van Financiën en de Staat (Minister van Justitie en Veiligheid). Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 24 juni 2021, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld. De Rechtbank had een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen opgelegd aan belanghebbende.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet kunnen slagen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen om advies uit te brengen, maar de Hoge Raad heeft besloten het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 8 juli 2022, waarbij de vice-president M.E. van Hilten als voorzitter fungeerde, bijgestaan door de raadsheren E.N. Punt en J.A.R. van Eijsden, en in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.