In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door advocaat C.S.G. Janssens, cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 10 november 2020. De verweerders, vertegenwoordigd door advocaat J. van der Beek, hebben een verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van eisers over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft in zijn beslissing het beroep verworpen en eisers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerders zijn begroot op € 421,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Dit arrest is gewezen op 8 juli 2022 door de vicepresident M.J. Kroeze en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek en K. Teuben, en openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.