Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
5 juli 2022.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een pistool en munitie in Curaçao op 3 september 2020. De tenlastelegging was gebaseerd op de Vuurwapenverordening 1930, waarin strafverzwarende omstandigheden zijn opgenomen voor het voorhanden hebben van een machinegeweer. Het hof had vastgesteld dat de verdachte wist dat het vuurwapen een machinegeweer betrof, maar de Hoge Raad oordeelde dat uit de bewijsvoering niet zonder meer kon worden afgeleid dat de verdachte op het moment van het voorhanden hebben van het pistool daadwerkelijk wist dat het een machinegeweer was. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de beslissing over het onder 1 tenlastegelegde, en wees de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor herbehandeling.
De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing van de zaak. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel, dat klaagde over de ontoereikende motivering van de bewezenverklaring, slaagde. De zaak zal nu opnieuw worden berecht door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, waarbij de eerdere beslissing over de bewezenverklaring niet in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.