ECLI:NL:HR:2022:1017

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
20/04061
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van zwangere vriendin met ernstige gevolgen en vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 december 2020. De verdachte, geboren in 1993, was beschuldigd van mishandeling van zijn zwangere vriendin. De feiten betroffen het met kracht bij de haren en het lichaam meesleuren van het slachtoffer door stegen, straten en een tuin, wat leidde tot meerdere valpartijen op haar buik. De zaak kwam voor de Hoge Raad naar aanleiding van een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf. De verdediging en het Openbaar Ministerie hadden in hoger beroep verzocht om afwijzing van deze vordering, maar de Hoge Raad oordeelde dat de beslissing tot tenuitvoerlegging in strijd was met de bedoeling van de wetgever en het stelsel van de wet. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de verdachte.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/04061
Datum12 juli 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 3 december 2020, nummer 23-004402-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft L.C. de Lange, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 juli 2022.