Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
12 juli 2022.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de uitlevering van een opgeëiste persoon met zowel de Nederlandse als Turkse nationaliteit naar Turkije. De opgeëiste persoon wordt verdacht van betrokkenheid bij een drugstransport in 2008. De rechtbank Limburg had op 28 december 2021 een uitspraak gedaan over het uitleveringsverzoek van de Republiek Turkije. De opgeëiste persoon heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij zijn advocaat L. Bien een cassatiemiddel heeft voorgesteld. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de opgeëiste persoon over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het is niet nodig om de redenen voor dit oordeel verder te motiveren, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 12 juli 2022 het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.