ECLI:NL:HR:2022:1014

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
20/03104
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en terugwijzing in cassatie wegens niet beslissen op verzoek deskundige

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 28 september 2020. De verdachte, geboren in 1971, was in hoger beroep veroordeeld voor het meermalen vernielen van ruiten bij een deurwaarderskantoor en de politie. Tijdens de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging een voorwaardelijk verzoek gedaan om een deskundige te benoemen voor psychologische rapportage over de verdachte. Dit verzoek was gebaseerd op de mogelijkheid van een schulduitsluitingsgrond, waarbij de verdediging aanvoerde dat de verdachte mogelijk niet toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten. Het hof heeft echter niet expliciet op dit verzoek beslist, wat in strijd is met de vereisten van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelt dat een uitdrukkelijke beslissing op het verzoek noodzakelijk was, ook al was het verzoek voorwaardelijk. De Hoge Raad vernietigt daarom de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van verzoeken om deskundigen in strafzaken, vooral wanneer er mogelijk sprake is van psychische problemen bij de verdachte.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/03104
Datum12 juli 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 28 september 2020, nummer 22-005499-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof niet heeft beslist op een voorwaardelijk verzoek dat de verdediging op de terechtzitting in hoger beroep heeft gedaan om een deskundige te benoemen.
2.2.1
Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:
“Zaak met parketnummer 09-077767-19:
hij op of omstreeks 2 april 2019 te Alphen aan den Rijn opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan [benadeelde] (gevestigd [a-straat 1] ) toebehoorde, heeft vernield;
Zaak met parketnummer 09-253327-19 (gevoegd):
hij op 22 oktober 2019 te Alphen aan den Rijn opzettelijk en wederrechtelijk, een ruit, die aan politie Eenheid Den Haag en/of politiebureau Alphen aan den Rijn, toebehoorde, heeft vernield.”
2.2.2
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft raadsman van de verdachte daar het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnota die aan het proces-verbaal is gehecht. Deze pleitnota houdt onder meer in:
“Geestelijke staat verdachte
Een advocaat is uiteraard geen psychiater of psycholoog. Toch kan verdachtes raadsman zich niet helemaal aan de indruk onttrekken, dat verdachte niet goed weet wat hij doet, dat verdachte ook niet goed begrijpt hoe anderen tegen het feitencomplex aankijken. Verdachte zijn raadsman zal, ter zitting, aan het hof vragen om te bepalen dat er psychologische rapportage zou moeten worden opgemaakt. Op het moment dat deze pleitnota wordt gemaakt is nog niet helemaal duidelijk of verdachte bereid is daar zijn medewerking aan te verlenen. Hetgeen overigens zijn raadsman hem wel zal adviseren.
Schulduitsluitingsgrond
Verdachte zijn raadsman is van mening, dat de kans dat sprake is van een ‘schulduitsluitingsgrond’ zeer aannemelijk is. Maar: dat zal uit de, mogelijkerwijze toestemming van verdachte gevraagde, onderzoeksrapportage duidelijk moeten maken. Verdachte zijn raadsman is van mening, dat er derhalve sprake is van het ontbreken van verwijtbaarheid. Hetgeen een wettelijke schulduitsluitingsgrond is, nu er mogelijkerwijze sprake is van psychische overmacht, en ontoerekeningsvatbaarheid. Zelfs indien de verdachte zich tegen het vragen van deze rapportage verzet, is het, om een zuiver oordeel te vellen, in de ogen van verdachte zijn raadsman, een dergelijk onderzoek naar de persoon van verdachte in te stellen. Waarom verdachte zijn raadsman dan ook vraagt.
Dus: met conclusie:
Primair: uitdrukkelijk verzoek van verdachte: vrijspraak.
Subsidiair: verzoek om de persoonlijkheid van verdachte, alvorens arrest te wijzen, te onderzoeken, omdat er redenen zijn om aan te nemen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd, terwijl hij ontoerekeningsvatbaar was c.q. er sprake was van psychische overmacht. Indien noodzakelijk de opdracht aan dat onderzoek, die rapportage mee te werken.”
2.2.3
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt daarnaast onder meer het volgende in:
“Bij gelegenheid van repliek merkt de advocaat-generaal op:
Namens de verdachte is aangevoerd dat mogelijk sprake is van een schulduitsluitingsgrond. Subsidiair - wanneer er geen vrijspraak volgt - is aangevoerd dat een rapportage opgemaakt zou moeten worden. Ik refereer me wat dit betreft aan het oordeel van het hof. Een rapportage is in dit soort situaties in de regel nodig, maar de vraag is of de verdachte daaraan gaat meewerken. Ik ben van mening dat er in deze situatie geen noodzaak bestaat. Als het hof wel een rapportage nodig acht, verzoek ik om een dubbelrapportage. Bij veroordeling kan door uw hof ook op andere wijze rekening gehouden worden met de persoonlijke omstandigheden. Subsidiair kan ik mij dan ook vinden in een geheel voorwaardelijke straf. Alle andere dingen die ik gevorderd heb zijn wel van belang, met name de vrijheidsbeperkende maatregel.
Desgevraagd door de voorzitter verklaart de verdachte:
Als het nodig is werk ik mee aan het laten opstellen van een rapportage door een psychiater- en/of een psycholoog. (...)
Bij gelegenheid van dupliek merkt de raadsman van de verdachte op:
Ik kan mij vinden in het voorstel van de advocaat-generaal. Ik blijf bij mijn verzoek.”
2.3
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep het voorwaardelijk verzoek gedaan een deskundige te benoemen. Dat is een verzoek als bedoeld in artikel 328 in samenhang met artikel 331 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) om gebruik te maken van de bevoegdheid die is omschreven in artikel 315 lid 3, tweede volzin, Sv dan wel in artikel 316 Sv, zodat een uitdrukkelijke beslissing op dit verzoek was vereist. Dat geldt ook wanneer het verzoek voorwaardelijk is gedaan en, zoals in dit geval, de daaraan gestelde voorwaarde is vervuld. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep en ook de uitspraak van het hof houden niet een beslissing in op dit verzoek. Het cassatiemiddel is daarom terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 juli 2022.