Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
12 juli 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 28 september 2020. De verdachte, geboren in 1971, was in hoger beroep veroordeeld voor het meermalen vernielen van ruiten bij een deurwaarderskantoor en de politie. Tijdens de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging een voorwaardelijk verzoek gedaan om een deskundige te benoemen voor psychologische rapportage over de verdachte. Dit verzoek was gebaseerd op de mogelijkheid van een schulduitsluitingsgrond, waarbij de verdediging aanvoerde dat de verdachte mogelijk niet toerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten. Het hof heeft echter niet expliciet op dit verzoek beslist, wat in strijd is met de vereisten van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelt dat een uitdrukkelijke beslissing op het verzoek noodzakelijk was, ook al was het verzoek voorwaardelijk. De Hoge Raad vernietigt daarom de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van verzoeken om deskundigen in strafzaken, vooral wanneer er mogelijk sprake is van psychische problemen bij de verdachte.