In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de gezamenlijke erfgenamen van wijlen [erflater]. De zaak betreft de vraag of de campingexploitant een waarschuwingsplicht had jegens de eigenaar van een op de camping geplaatst chalet, met betrekking tot het voornemen van een derde om het chalet op te halen. De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 21 januari 2020 werd gewezen, beoordeeld. De Hoge Raad concludeert dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. Dit oordeel is gegeven zonder dat de Hoge Raad verdere motivering behoeft, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op nihil.