ECLI:NL:HR:2021:988

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
20/01424
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bestuurdersaansprakelijkheid in Caribische zaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met nummer 20/01424. De verzoekers, vertegenwoordigd door advocaat J. den Hoed, hebben cassatie ingesteld tegen een vonnis van het hof. De verweerster, vertegenwoordigd door advocaat A.H.M. van den Steenhoven, heeft een verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal B.F. Assink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekers beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot vernietiging van het vonnis van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft in zijn beslissing het beroep verworpen en de verzoekers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/01424
Datum25 juni 2021
ARREST
In de zaak van
1. [verzoeker 1],
2. [verzoekster 2],
beiden wonende in [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk in enkelvoud: [verzoekers],
advocaat: J. den Hoed,
tegen
[verweerster],
wonende in [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster],
advocaat: A.H.M. van den Steenhoven, voorheen P.S. Kamminga.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak AR 62524 van 2013 van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 27 juni 2016 en 19 juni 2017;
het vonnis in de zaak AR 62524/2013-CUR201300159-CUR2017H00232 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 21 januari 2020.
[verzoekers] heeft tegen het vonnis van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal B.F. Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoekers] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het vonnis van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat vonnis. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt [verzoekers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
25 juni 2021.