In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met nummer 20/01424. De verzoekers, vertegenwoordigd door advocaat J. den Hoed, hebben cassatie ingesteld tegen een vonnis van het hof. De verweerster, vertegenwoordigd door advocaat A.H.M. van den Steenhoven, heeft een verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal B.F. Assink heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van de verzoekers beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot vernietiging van het vonnis van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft in zijn beslissing het beroep verworpen en de verzoekers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten zijn begroot op € 415,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, S.J. Schaafsma en F.R. Salomons, en openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff.