ECLI:NL:HR:2021:981

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
21 juni 2021
Zaaknummer
20/02176
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële vernietiging en terugwijzing in cassatie wegens ontbrekende bewijsmiddelen bij de uitspraak van het gerechtshof

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 juli 2017. De verdachte, geboren op 9 [geboortedatum] 1990, was in cassatie gegaan na een veroordeling voor medeplegen van diefstal met braak. De raadsman van de verdachte, M.C. van Linde, had cassatiemiddelen voorgesteld, waarbij de advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor de beslissingen met betrekking tot de strafoplegging en de vordering van de benadeelde partij. De Hoge Raad oordeelde dat de uitspraak van het hof niet voldeed aan de vereisten van artikel 359 lid 3 en 8 van het Wetboek van Strafvordering, omdat de bewijsmiddelen voor de feiten 2 en 4 ontbraken. Dit leidde tot de conclusie dat de uitspraak van het hof op dat punt niet in stand kon blijven. De Hoge Raad heeft de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de zaak met betrekking tot de ontbrekende bewijsmiddelen, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/02176
Datum6 juli 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 24 juli 2017, nummer 21-005552-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op 9 [geboortedatum] 1990,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.C. van Linde, advocaat te Groningen, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 en 4 tenlastegelegde, de strafoplegging en de vordering van de benadeelde partij, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof zijn verkorte uitspraak niet heeft aangevuld met de bewijsmiddelen die het hof voor feiten 2 en 4 heeft gebruikt.
2.2
Bij de stukken die aan de Hoge Raad zijn gezonden, bevindt zich een uitspraak van het hof die niet de bewijsmiddelen bevat voor feiten 2 en 4. Verder bevindt zich bij die stukken niet een aanvulling als bedoeld in artikel 365a lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) met daarin de bewijsmiddelen die zijn gebruikt voor feiten 2 en 4.
2.3
De raadsman van de verdachte heeft op grond van artikel 4.3.6.3 van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden verzocht om toezending van die aanvulling. Het hof heeft aan de Hoge Raad bericht dat zo’n aanvulling niet is opgemaakt.
2.4
Op grond van artikel 359 lid 3 en lid 8 Sv moet een uitspraak op straffe van nietigheid de bewijsmiddelen bevatten die de feiten en omstandigheden inhouden die redengevend zijn voor de bewezenverklaring. De uitspraak van het hof voldoet wat betreft feiten 2 en 4 niet aan dit vereiste en kan daarom op dat punt niet in stand blijven. Dit betekent dat ook de beslissing over de ter zake van feit 2 ingediende vordering van de benadeelde partij niet in stand kan blijven.
2.5
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 2 en 4 tenlastegelegde, de strafoplegging en de vordering van de benadeelde partij;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. BroekhuizenMeuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 juli 2021.