Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
4.Beslissing
6 juli 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 24 december 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1988, had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat J. Kuijper. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad oordeelde dat de pleitnota, die door de raadsman op de terechtzitting in hoger beroep op 11 december 2019 was overgelegd, niet in de stukken van het geding aanwezig was. Dit leidde tot de conclusie dat de Hoge Raad niet kon nagaan of er meer verweren of standpunten naar voren waren gebracht dan die in de uitspraak van het hof waren vermeld. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het cassatiemiddel slaagde, omdat het ontbreken van de pleitnota de rechtsgang had geschaad.
Daarom heeft de Hoge Raad de uitspraak van het hof vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Dit arrest benadrukt het belang van de beschikbaarheid van processtukken in het kader van een eerlijke rechtsgang.