Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
3.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
4.Beslissing
22 juni 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 juli 2019. De verdachte, geboren in 1984, was betrokken bij het medeplegen van opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit ten behoeve van een hennepkwekerij. De advocaat van de verdachte, D.N. de Jonge, heeft cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal, D.J.C. Aben, heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, en tot vermindering van de straf vanwege een inbreuk op het recht op een redelijke termijn van berechting, zoals gegarandeerd door artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de strafmaat. Het derde cassatiemiddel, dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn, werd gegrond bevonden. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van 180 uren naar 171 uren, met een vervangende hechtenis van 85 dagen. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar het beroep voor het overige verworpen.