Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
29 juni 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 30 januari 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1963, was in hoger beroep veroordeeld voor poging tot moord. De verdediging heeft cassatiemiddelen ingediend, vertegenwoordigd door advocaat M.J. Lamers uit Utrecht. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de ingediende cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met raadsheren A.L.J. van Strien en J.C.A.M. Claassens, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.