Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
4.Beslissing
15 juni 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, een masseur, was beschuldigd van het meermalen plegen van ontucht met een mannelijke patiënt, wat in strijd is met artikel 249.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat J. Boksem cassatiemiddelen heeft voorgesteld. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het betreft de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de klacht over de vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het hof de verdachte de verplichting had opgelegd om een schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, en bij gebreke van betaling zou dit vervangen worden door hechtenis. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de toepassing van vervangende hechtenis in dit geval niet correct was en heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover deze betrekking had op de schadevergoedingsmaatregel. In plaats daarvan heeft de Hoge Raad bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling, vooral met betrekking tot de toepassing van vervangende hechtenis en de betrouwbaarheid van verklaringen van slachtoffers in ontuchtzaken. De zaak benadrukt ook de noodzaak van zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken.