ECLI:NL:HR:2021:939

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
14 juni 2021
Zaaknummer
20/00714
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontucht gepleegd door masseur met mannelijke patiënt en vervangende hechtenis bij schadevergoedingsmaatregel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, een masseur, was beschuldigd van het meermalen plegen van ontucht met een mannelijke patiënt, wat in strijd is met artikel 249.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat J. Boksem cassatiemiddelen heeft voorgesteld. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het betreft de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel.

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, met uitzondering van de klacht over de vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het hof de verdachte de verplichting had opgelegd om een schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, en bij gebreke van betaling zou dit vervangen worden door hechtenis. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de toepassing van vervangende hechtenis in dit geval niet correct was en heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover deze betrekking had op de schadevergoedingsmaatregel. In plaats daarvan heeft de Hoge Raad bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling, vooral met betrekking tot de toepassing van vervangende hechtenis en de betrouwbaarheid van verklaringen van slachtoffers in ontuchtzaken. De zaak benadrukt ook de noodzaak van zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/00714
Datum15 juni 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 februari 2020, nummer 21-001567-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel vervangende hechtenis is toegepast, tot bepaling dat bij de schadevergoedingsmaatregel gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over de vervangende hechtenis bij de opgelegde schadevergoedingsmaatregel.
3.2
Het hof heeft de verdachte de verplichting opgelegd, kort gezegd, om aan de Staat ten behoeve van het in het in het door het hof bevestigde vonnis genoemde slachtoffer het in het vonnis vermelde bedrag te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door het in het vonnis genoemde aantal dagen hechtenis.
3.3
Het cassatiemiddel slaagt. De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof vernietigen voor zover daarbij vervangende hechtenis is toegepast, overeenkomstig hetgeen is beslist in HR 26 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:914.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover bij de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het in het in het door het hof bevestigde vonnis genoemde slachtoffer vervangende hechtenis is toegepast;
- bepaalt dat met toepassing van artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 juni 2021.