Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste en het derde cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
5.Beoordeling van het vijfde cassatiemiddel
6.Beslissing
15.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 18 oktober 2019. De verdachte, geboren in 1990, was aangeklaagd voor poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling van zijn toenmalige vriendin, en het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen. De advocaat van de verdachte, J. Boksem, heeft een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft echter wel geoordeeld dat de aanvulling op het verkorte arrest, die vanwege COVID-19 niet was ondertekend, alsnog op een later moment ondertekend kan worden. De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel niet correct was toegepast en heeft deze vernietigd. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de gevangenisstraf verminderd van 24 naar 23 maanden en bepaald dat gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast ten behoeve van het slachtoffer.