Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
15 juni 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was betrokken bij een criminele organisatie die zich bezighield met de gewelddadige handel in hard- en softdrugs, specifiek hennepteelt. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van drie dagen en een geldboete van € 2.000 gevorderd.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met een aanvulling van de strafmotivering. De Hoge Raad oordeelde dat het hof in strijd met artikel 359 lid 1 in verbinding met artikel 415 van het Wetboek van Strafvordering een onjuiste weergave van de vordering van het openbaar ministerie had opgenomen in het arrest. Dit leidde tot de conclusie dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een correcte weergave van de vordering van het openbaar ministerie in de processtukken, en de gevolgen van een schending van deze verplichting voor de rechtsgang. De zaak heeft ook implicaties voor de beoordeling van persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de proportionaliteit van de opgelegde straffen.