Uitspraak
wonende te [woonplaats], Turkije,
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
4.Beslissing
11 juni 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een echtscheidingszaak tussen een vrouw en een man. De vrouw, wonende in Turkije, had cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 januari 2020, waarin het hof de alimentatiebeslissing van de rechtbank had vernietigd en de partneralimentatie had vastgesteld op € 210,-- per maand. De man had incidenteel cassatieberoep ingesteld. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling gekeken naar de vraag of de voorwaarde waaronder het incidentele hoger beroep was ingesteld, was vervuld. De vrouw had in haar verweerschrift aangegeven dat zij hoger beroep wilde instellen, maar alleen als de beschikking van de rechtbank niet in stand zou blijven. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onbegrijpelijk had geoordeeld dat deze voorwaarde niet was vervuld, aangezien de beschikking op het punt van de partneralimentatie was vernietigd. De Hoge Raad heeft de beschikking van het hof vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Het incidentele beroep van de man werd verworpen.